Bias afstellen mbv de Uitgangstransformator wikkeling weerstand
Meestal hebben we te maken met een gitaar buizen versterker waar niet een meetpunt aangebracht is om de bias te meten van de eindbuizen.
Kijk maar eens, als voorbeeld, naar de oudere Marshall versterkers, waarbij de kathode meteen aan het chassis ligt...
Bij de instelling van een eindbuis gaat het erom dat we weten wat de ruststroom is, als de gloeispanning en de anode spanning op de buis aanwezig is.
De rustroom wordt onder andere bepaald door de negatieve rooster spanning (wat vaak bij een EL34 of een 6L6 buis pen nummer 5 is) op het ingangs rooster.
Maar ook als de kathode niet een 0 spanning heeft maar een verhoogde "0" spanning van bv 16Vdc of iets dergelijks. Zodat er een negatief verschil is ten op zichte van elkaar.
(de bedoeling is dan dat de roosterspanning altijd lager is dan de kathode spanning.)
Vaak hebben we dus te maken met een situatie waarbij geen kathode weerstand is aangebracht.
Hoe meten we dan de ruststroom?
In het geval van een balans-uitgangstransformator met 2 eindbuizen:
De uitgangstrafo (verder UT genaamd) wikkelingen hebben altijd een bepaalde weerstand aan de primaire kant.
Zo noemen we de midden aftakking van de UT vaak CT (centertap of middenaftakking) of A+
en de andere kant noemen we vaak Anode A of Anode B, maar hier zijn meerdere termen voor. Het gaat om het stuk wikkeling.
In ieder geval heeft de wikkeling gemeten tussen CT en bv anode A een bepaalde ohmse weerstand. (deze noemen we even "A")
Zo ook natuurlijk tussen (dezelfde) CT en Anode B (en deze noemen we even "B")
Procedure Voorbeeld:
Stel nou dat wikkeling A een Ohmse weerstand heeft van 38 Ohm en wikkeling B heeft een weerstand van 34 Ohm.
(het verschil in weerstand 38 en 34 Ohm zit hem in de manier waarop de UT gewikkeld is)
Nu moeten we nog weten welk rustvermogen er mag zijn, bij een bepaalde anode - kathode spanning.
Let daarbij op dat we niet altijd de maximale stroom mogen instellen.
Lees hiervoor de hoofdstukken over versterker-klasse instellingen (zoals klasse A, AB en B...)
Meestal wordt er bij gemiddelde gitaarversterkers een waarde van 70% van het maximaal vermogen van de buis genomen.
Lees: 100% bias, 90% voor klasse A en 70% voor klasse AB.
Nu moeten we de spanning nog meten als de versterker een tijdje aan staat. Maar let op; welke spanning!
We moeten de spanning meten die staat tussen de anode pen (van de buis) en de kathode pen (van de buis).
Meet niet de spanning tussen de centertap en massa (aarde) of als er bv wel een weerstand zit tussen de kathode en massa, niet tussen anode en massa.
Dus meten tussen anode en kathode pen!
Stel je meet een spanning van 450Vdc.
Bij (toch het meest gebruikt) een EL34 met een maximaal vermogen van 25Watt en een 70% vermogens instelling instelling geldt nu dat P= UxI en ook nog eens verminderd met 30% dan is het verogen 25Watt - 30% = 17,50Watt en dan is de 70% ruststroom I = P/U = 17,50/450 = 0,04A of wel 40mA
Maar we zijn er nog niet want we willen nu nog meten wat de stroom is. We gaan het circuit niet aanpassen, dus moeten we over de weerstand meten die er is in de primaire wikkeling.
We hadden voor de ene buis een weerstand van 38 Ohm gemeten, de spanning die je nu bij een stroom van 40mA mag meten over deze 38Ohm is U = I x R = 0,04 x 38 =1,52Vdc
We hadden voor de andere buis een weerstand van 34 Ohm gemeten, de spanning die je nu bij een stroom van 40mA mag meten over deze 34Ohm is U = I x R = 0,04 x 38 =1,36Vdc
Immers, de stroom is altijd overal het zelfde in een stroom kring.
Met behulp van de negatieve roosterspanning kunnen we nu de BIAS zo instellen dat de spanning over de primaire wikkeling bv 1,52 Vdc is.
Als er 2 buizen aan 1 primaire wikkeling hangen wordt de stroom 2x 0,04 = 0,08A en dus wordt de spanning over de primaire wikkeling U=IxR= 0,08 x 38 = 3.04 Vdc! De 2 buizen hebben beide 0,04 Ampere nodig, om aan het 70% vermogen te komen, ofwel klasse AB.
Doe voor de andere primaire helft hetzelfde en herhaal deze procedure een aantal keer.